Nienke Boschmans tweeduuster

tekening

Zwolle-Enschede

Publicatiedatum

De vorige zondag zat ik in de trein van Zwolle naar Enschede. Ik ging daar met mijn broer en mijn schoonzus naar een concert (Estonian Philharmonic Chamber Choir – Hemelse Liturgie).
Tussen september 1967 en september 1970 reisde ik vaak op dit traject. Dan stapte ik in Heino uit, daar woonde ik doen.
De trein stopte in Wierden, en ik dacht eraan dat dit het enige station op het traject was waar ik nooit in of uit was gewandeld. Mijn herinnering wil mij niet in Wierden laten zijn. Wel in alle andere plaatsen.

Enschede was het eerst.
Daar stond ziekenhuis Ziekenzorg en daar lag de moeder van Ansje. Ansjes moeder en mijn moeder waren vriendinnen. Ansje en ik speelden wel eens samen, maar wij waren geen vriendinnetjes. Mama was bij tante Janna op bezoek. Ze praatten samen. Ansje was er ook en ze wilde mijn pop uit het raam gooien. Ze deed het niet echt.
Er was ook een Rooms Katholiek ziekenhuis in Enschede. Daar hebben ze mijn amandelen weggehaald. Ik was veertien, en toen moest je dan twee nachten in het ziekenhuis blijven. Ik was er daarna nog eens twee nachten. De wond was weer gaan bloeden en dat moest dicht gebrand worden.
In Enschede woonde de neuroloog-zielenknijper. De praatte met mijn moeder over mij waar ik bij was, en daarna nog terwijl ik in een kamer zonder ramen met akelige stoelen moest wachten. Het duurde lang. Toen ze eindelijk de kamer uitkwam, ging ze eerst naar boven – daar verbleef een vroege voorloper van de GGz. Zij moest daar praten, kreeg ik te horen. Ik vroeg mij af wat ze over mij ging vertellen en wat niet. Daarna reisde ik een aantal maanden wekelijks naar Enschede om “met iemand te praten”.
De allereerste schouwburg die ik van binnen zag staat in Enschede. Ik werkte in Haaksbergen, bij de textielfabriek Jordaan ter Weeme. Er was de COTI. Ik vermoed dat COTI staat voor Culturele Ontwikkeling TextielIndustrie. Je kon hoe in elk geval voor heel weinig geld naar een voorstelling in de Schouwburg. Ik was er een keer, een operette. Die was (denk ik nu) speciaal voor ons verflauwd en versimpeld. De taal was knollenduits.
Niet ver van Enschede lag Drienerloo – de campus en de THTwente. Daar studeerde mijn eerste lief en ik woonde in Heino. Het aantal ritten Heino-Hengelo vice versa weet ik niet. Koffie drinken op zondagochtend in Enschede, naar de film in Enschede – nooit in Hengelo.
Niet ver van Enschede was Glanerbrug. Daar was een verpleeghuis voor demente bejaarden gebouwd en ik ging daar werken op het secretariaat. Ik had een kamer gehuurd bij Fred en José, aan de Haverstraatpassage. José had daar een boetiek, Fred in de buurt een café. In dat café ben ik eens na één glaasje wijn achterover van de barkruk gevallen (en onbeschadigd gebleven), in de boetiek kocht ik een veel te dure (voor mijn beurs) maar wel heel mooie winterjas.
Exit verpleeghuis, exit kamer bij José en Fred, uitstapje naar Almelo en werken bij neurochirurgen in ziekenhuis Ziekenzorg.
In Enschede was ook de Noorderhagen, daar stond de Wereldwinkel. Boven de Wereldwinkel woonden vijf mensen, voor weinig geld maar wel met de tegenprestatie dat je dienst deed in de Wereldwinkel in het weekeinde, mensen tussentijds te woord stond en aan de vergaderingen deelnam. Ik werd notulist.
In de Schouwburg zag ik Kees de Jongen, dat was samen met Hans. De trap waarop ik struikelde en languit kwam te liggen is er nog steeds. Verder is er veel veranderd, de zaal weer niet zo veel. Vorig jaar was ik er met mijn broer en zijn gezin om naar Maaike Ouboter te luisteren.

In 1971 verliet ik Enschede voor Groningen en ik kwam er pas in 2004 voor het eerst weer – een Wereldwinkelreünie. Het huis aan de Noorderhagen was een parkeergarage geworden. Onze stamkroeg was verdwenen en ik had een routebeschrijving nodig om de weg te vinden.

Als ik nu in Enschede ben is dat om met broer en schoonzus, nichtje of neef of alle vier het verjaardagscadeau te consumeren – een voorstelling of een concert.


Reacties

Op dit artikel kan niet gereageerd worden.

← ouder nieuwer →